Dit jaar zijn de betaald voetbalcoaches goed vertegenwoordigd in de Master in Coaching. De trainers kregen een aantal vragen over de Nederlandse voetbalcultuur voorgelegd waar zij hun licht op konden laten schijnen.
In 2009 startte het Johan Cruyff Institute in Amsterdam met de Master in Coaching, dat elk jaar in september van start ging. Inmiddels is er door het succesverhaal van het programma twee jaar geleden een internationale editie in het leven geroepen, start de Master sinds 2017 tweemaal per jaar en gaat over twee maanden alweer de 15e editie van start.
De doelgroep heeft zich door de jaren heen uitgebreid van sportcoaches naar een combinatie van sportcoaches, managers uit de sport en het bedrijfsleven, life coaches en docenten. De sportcoaches kwamen uit alle windstreken, maar de voetbaltrainers uit het betaald voetbal hielden zich nog schuil. Dat is sinds september anders. Hoofd jeugdopleiding van VVV-Venlo, Roger Bongaerts, voormalig assistent-trainer en hoofd jeugdopleiding van Willem II, Jan de Hoon, en jeugdtrainers Tom Noordhoff (Ajax), Tim Lamme (FC Dordrecht) en Mathijs de Waard (de Graafschap) weten maandelijks hun weg naar Amsterdam te vinden en genieten van de andere kijk op coaching die dit programma biedt.
Mathijs: “Iedere speler leert op zijn of haar eigen manier. Deze Master geeft nieuwe inzichten in het coachen en begeleiden van jezelf, de spelers als individu en het team. We zijn er vaak van overtuigd dat ‘B’ het gevolg is van ‘A’. Dit programma leert je om je mening en het bijbehorende waardeoordeel los te koppelen van je waarneming.”
Tim: “Het is een vernieuwende en confronterende blik naar het coach-vak. Ik merk dat ik op een realistischere manier kritisch naar mezelf leer kijken. Dit omdat het programma voornamelijk gericht is op het leren kennen van jezelf als coach.”
Roger: “Het programma houdt een spiegel voor ter zelfreflectie, maar wel gekoppeld aan heel veel inzichten en kennis over het coach-vak om mezelf te blijven ontwikkelen.”
Steeds meer professionals uit het betaald voetbal raken bekend met de Master in Coaching en de Cruyffiaanse manier van coachen, wat dit jaar resulteert in een flinke groep BVO-trainers in de klas. Een mooie ontwikkeling in de toch wat conservatieve voetbalwereld. Daar zijn alle vijf studenten het over eens.
Roger: “De wereld van het coachen begint en eindigt niet in het voetbal. Er is een hele wereld te winnen door open te staan voor nieuwe inzichten, kennis en ervaring vanuit andere sporten, wetenschap en andere disciplines. Deze Master speelt hier goed op in en geeft deze inzichten. Daarnaast is het goed om je als voetbaltrainer te blijven ontwikkelen op het gebied van coaching. De trainerscursussen geven deze inzichten niet, dit programma wel.”
Mathijs: “Als coach zijn we elke dag bezig met het coachen van onze spelers. Maar wat is de waarde van het coachen van deze spelers als je als coach niet eens in staat bent om jezelf te coachen? Je ziet veel coaches werken vanuit het principe ‘dit doen we zo, omdat we het vroeger ook zo deden’. Maar successen in het verleden bieden geen garanties voor succes in het heden.”
In de jacht op talent scouten Nederlandse voetbalclubs steeds jongere kinderen. Al voor hun zesde jaar worden ze gescout op de amateurvelden. Volgens experts is dit systeem niet effectief en zelfs gevaarlijk voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de talenten. Zij pleiten ervoor dat profclubs kinderen tot hun twaalfde met rust laten. De NOS maakte hier vorig jaar een documentaire over. Wat is de mening van deze voetbalprofessionals?
Tom: “De onderlinge concurrentie in de voetbalwereld wordt steeds groter. Daardoor zie je clubs ook op steeds jongere leeftijd spelers scouten. Toen ik 13 jaar was, werd ik door Ajax gescout. Ik kon op mijn eigen school blijven en werd elke dag met een busje opgehaald van school. Ik vond het geweldig, maar dat is voor elk kind anders. Wat enorm belangrijk is, is dat een jong talent goed begeleid wordt door de club, maar ook door de ouders zelf.”
Jan: “Voor een gedeelte is dit onvermijdelijk en marktwerking. Heel veel jonge spelertjes en hun ouders willen naar een BVO en de BVO’s willen de beste spelers aan zich binden en gaan opleiden. Hierdoor is een tendens ontstaan van steeds vroeger scouten en spelers in de opleiding nemen. Op het moment dat een BVO een speler benadert, kan de speler of ouder nee zeggen. De praktijk leert dat dit zelden gebeurt. De BVO’s hebben in mijn ogen een grote verantwoordelijkheid om per individu de juiste afwegingen te maken in het belang van het kind. Dit vraagt dus om maatwerk en oog voor het individu. De andere kant van het verhaal is wel dat kinderen ook veel vaardigheden ontwikkelen die leeftijdsgenoten niet of op latere leeftijd pas leren of misschien zelf niet gaan ervaren, bijvoorbeeld het plannen, keuzes maken, doorzettingsvermogen en het gevoel van vriendschap. Hiermee lopen spelers die al op jongere leeftijd bij een BVO spelen voor op hun leeftijdsgenoten die niet bij een BVO spelen. Een groot aantal spelers die ik in mijn periode bij Willem II heb begeleid en doorgebroken zijn, waren al op jonge leeftijd bij de club. Voor deze spelers heeft het zeker gewerkt op het gebied van de voetbalopleiding, de sociale omgeving en het onderwijs.”
Mathijs: “Dat ze gescout worden is in mijn ogen het probleem niet. Het gaat meer om de manier waarop. Onderzoek heeft aangetoond dat kinderen tegenwoordig veel minder beweeguren maken ten opzichte van vroeger. Een hele dag buitenspelen en voetballen heeft plaats gemaakt voor de Play Station en social media. Om kinderen toch te laten sporten en zich motorisch te ontwikkelen is het haast noodzakelijk geworden voor clubs om kinderen op jonge leeftijd binnen te halen. Vervolgens is de hamvraag: Welk programma biedt je deze jonge sporters aan om zich optimaal te ontwikkelen?”
Sinds een aantal jaar gaat het minder goed met het Nederlandse voetbal. Het Nederlands elftal wist zich niet te kwalificeren voor het WK 2018 in Rusland en het EK 2016 in Frankrijk en Nederlandse topclubs hadden het zwaar in Europa. De onrust binnen de KNVB brak uit met als gevolg veel kritiek en wisselingen in de top. Inmiddels lijkt de rust te zijn teruggekeerd door onder andere de aanstelling van bondscoach Ronald Koeman en directeur betaald voetbal Eric Gudde. Hoe zien de Master in Coaching studenten de toekomst van het Nederlandse voetbal?
Roger: “Jeugdtrainers staan aan de basis van de ontwikkeling van jeugdspelers en dienen dus zelf ook geholpen te worden in hun ontwikkeling. Door trainers beter op te leiden, niet alleen in het organiseren van training, maar vooral op het gebied van talentherkenning, motorisch leren, ontwikkelingspsychologie, fysieke ontwikkeling en coaching, helpen we jeugdspelers in hun ontwikkeling. De huidige trainerscursussen zijn hier niet op ingericht. In de (motorische) ontwikkeling van kinderen ligt ook een verantwoordelijkheid voor de ouders en het onderwijs. Kinderen moeten buiten spelen en vrijheid krijgen om te bewegen. Daarnaast dient de KNVB een andere rol aan te nemen in het beïnvloeden van talenten. Het is nu te veel van hetzelfde in talentselectie. Stop met nationale selecties tot 15 jaar, maar beïnvloedt meer regionaal waardoor meer, maar vooral ook andere talenten ontwikkelmogelijkheden krijgen. Als we het voor elkaar krijgen om kinderen meer te laten bewegen, goede jeugdtrainers op te leiden en meer talenten te beïnvloeden, dan zie ik voldoende perspectief voor de toekomst van het Nederlandse voetbal.”
Jan: “Wat er nu bij het Nederlands elftal en een paar topclubs gebeurt op Europees vlak is erg positief. Dit hebben we echter ook in het verleden laten zien en ik wil daar als opleider doorheen prikken en kritisch blijven kijken naar de toekomst. Dit begint in mijn ogen bij de jeugd en de jeugdopleidingen. Het is dus van groot belang dat de clubs de juiste opleiders aanstellen die beide processen kunnen bewaken en realiseren. Opleiden binnen het voetbal gaat om het leren winnen van wedstrijden. De focus binnen het jeugdvoetbal is de afgelopen jaren verschoven naar ‘we zijn aan het leren, dus het is niet erg als je verliest’. Het wordt te vaak als excuus gebruikt. Het gaat erom dat je vanuit de jeugd leert om wedstrijden te winnen en het gedrag te laten zien dat daar bij hoort. Hier kunnen we in het belang van het Nederlandse voetbal nog meer de nadruk opleggen.”
Op de vraag wat de leergierige coaches graag anders zouden willen zien en wat ze graag zouden willen veranderen in de Nederlandse voetbalcultuur hoefden ze niet lang na te denken. De vijf studenten hebben een duidelijke visie.
Tom: “Wat ik heel belangrijk vind is dat spelers zich kunnen ontwikkelen in een veilige leeromgeving, plezier hebben en het maximale uit zichzelf kunnen halen. De mentaliteit van de spelers is wel iets waar ik denk dat nog veel winst uit te halen valt in Nederland.”
Jan: “Wat ik graag zou willen is dat we structureel op Europees niveau mee blijven doen met een kern van Nederlandse spelers uit onze opleidingen. Nu doen we incidenteel mee op Europees niveau en zijn er een paar bepalende spelers, binnen en buiten Nederland, met een Nederlandse nationaliteit op Europees niveau actief. Hier wil ik graag mijn expertise voor inzetten!”
Tim: “Je merkt dat we langzamerhand minder eigenwijs worden, meer openstaan voor veranderingen en beter om kunnen gaan met buitenlandse invloeden. Een opleidingsland zijn we altijd al geweest en daar kunnen we als Nederland trots op zijn. Clubs worden steeds vrijer om initiatieven op te zetten. Zo kan iedere club in zijn eigen visie talent voortbrengen. Dat is een goede zaak. Echter merk ik wel dat op een bepaalde leeftijd de kleinere clubs niet op kunnen boksen tegen de grote opleidingen, omdat ook geld dan een rol gaat spelen en daardoor veel kleine clubs hun grotere talenten verliezen aan de topclubs. Dit is iets wat niet de overhand moet gaan krijgen, want dan zal er op de lange termijn veel talent verloren gaan.”
Roger: “De trainerscursussen moeten anders worden ingericht. Bijvoorbeeld door meer en andere ontwikkelingsmogelijkheden voor de jongste jeugd te creëren in een samenwerking tussen de BVO, de amateurclub en de KNVB en door meer en andere ontwikkelingsmogelijkheden voor de talenten bij de BVO’s vanaf o13 jaar te creëren. Tevens is het belangrijk dat er meer kennis en ervaring met elkaar gedeeld gaat worden in plaats van altijd uit hetzelfde netwerk te putten. Verder zou ik graag willen zien dat er een andere competitiestructuur en -opzet geïmplementeerd wordt en geloof ik heilig dat een copy/paste vanuit andere landen, bonden en trainers niet werkt!”
Mathijs: “We moeten veel meer investeren in de jeugdopleidingen. Wanneer je niet kunt opboksen tegen de grote bedragen die worden betaald in landen als Engeland, Duitsland, Spanje en Italië, moet je op zoek naar alternatieven. We kunnen nog steeds toptalenten opleiden, daarom moeten we ons daar op focussen. Jeugdopleidingen moeten een omgeving creëren waarin spelers worden uitgedaagd om voetbaluren te maken en te investeren in zichzelf. Vaak worden argumenten aangedragen met ‘kinderen spelen niet meer op straat’ of ‘ze zijn alleen maar bezig met social media en gamen’, maar dat hoeft geen probleem te zijn. Dat is gewoon de tijd van nu. Ondanks dat er andere en meer alternatieven zijn dan vroeger, zijn kinderen nog steeds kinderen en zijn ze nog steeds te stimuleren en te motiveren om te gaan voetballen. Als ik iets zou mogen veranderen dan zijn het de tijden waarop de jeugdspelers bij de club zijn. Laten we beginnen bij de jongste jeugd. Tot de middelbare school kunnen zij iedere dag direct na schooltijd op de club komen. Hier kunnen ze lekker gaan voetballen met elkaar en zelf hun tijd indelen. Aan het begin van de avond zullen de teamtrainingen zijn. Hierdoor kunnen zij op tijd weer huiswaarts keren. Vanaf de middelbare school krijgen spelers natuurlijk ook te maken met huiswerk en andere bijkomstigheden. Vanaf dan moet er maatwerk komen voor ieder individu om zowel op school als op de club te presteren. Doordat spelers al op jonge leeftijd veel uren maken waarbij zij hun eigen intensiteit kunnen bepalen wordt de belastbaarheid van het lichaam vergroot. Hopelijk zorgt dit ervoor dat ze op latere leeftijd meer aankunnen. Hierdoor kunnen we weer aanhaken bij de Europese top. Natuurlijk valt en staat dit alles met de beschikbaarheid en kwaliteit van trainers. Hoog tijd dus om te investeren in de jeugdopleiding.”